Begroting SZW 2026: antwoord op vragen over arbeidsmarktpakket, banenafspraak en meer
In dit artikel:
Minister Paul (SZW) heeft schriftelijk Kamervragen beantwoord naar aanleiding van de begroting 2026 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De beantwoording behandelt meerdere thema’s: de compensatieregeling voor transitievergoeding bij langdurige ziekte (LAO), onderdelen van het arbeidsmarktpakket, premie- en verzuimcijfers, loonbeleid, pensioenen, ouderschapsverlof en effecten van wijzigingen in de WW.
Compensatieregeling LAO
- Sociaal ontwikkelbedrijven vragen relatief vaak vergoeding aan onder de huidige LAO. De voorgenomen beperking van de regeling tot kleine werkgevers raakt veel van deze organisaties: de meeste kwalificeren zich niet als klein en zullen de transitievergoeding zelf moeten betalen. Dat verhoogt hun kosten en kan de capaciteit om mensen te begeleiden of te plaatsen verminderen; keuzes hierover liggen bij die bedrijven en gemeenten.
Banenafspraak en arbeidsmarktbeleid
- Sinds start zijn inmiddels ruim 90.000 extra banen gerealiseerd binnen de banenafspraak. Verbeteringen worden in drie stappen uitgewerkt. Diverse wetsvoorstellen uit het arbeidsmarktpakket lopen nog; geraamde uitgaven per traject zijn in de begrotingsbijlagen opgenomen.
Premies, loondoorbetaling en verzuim
- De definitieve sociale premie-opbrengsten van 2025 zijn nog niet bekend; voorramingen staan in de Miljoenennota 2026 en bij de SZW-begroting. Voor 2023 schat TNO de kosten van loondoorbetaling bij verzuim op € 8,3 mld (werkgerelateerd) en € 11,7 mld (niet-werkgerelateerd). In 2024 was griep/virus de belangrijkste verzuimreden, daarna psychische klachten (o.a. burn-out). In 2024 had 20% van de werknemers burn-outklachten; cijfers over 2025 volgen in 2026 (werknemers) en najaar 2026 (zelfstandigen).
Minimumloon en jeugdloon
- Een eenmalige verhoging van het wettelijk minimumloon met 18,1% per 1 jan 2027 (naar ca. €18) kost structureel ongeveer €16 mld per jaar. Afschaffing van het minimumjeugdloon (volwassen minimum vanaf 15 jaar) vergt een wetswijziging van circa 1,5–2 jaar; met strakke planning is 1 jan 2027 net haalbaar. De rijkskosten lopen op van naar schatting €76 mln in 2027 naar €125 mln structureel. CPB-schattingen wijzen op forse negatieve werkgelegenheidseffecten onder jongeren bij volledige afschaffing (tot −20% voor onder-21), of −10% bij afschaffing 18–21 jaar.
Ouderschapsverlof
- Een gezamenlijk ouderschapsverlof van 12 maanden met gedeeltelijke doorbetaling en het minimumloon als ondergrens kost structureel circa €1,0 mld per jaar. Dat omvat 70%-uitkering voor 26 weken (geraamd €1,0 mld), een minimumuitkering voor die weken (€300 mln) en een geraamde opvangbesparing van €300 mln.
Pensioenen en bedrag ineens
- Bij de invoering van het nieuwe pensioenstelsel wordt naar verwachting rond de helft van de 18,5 miljoen deelnemers per 1 jan 2026 automatisch 'ingevaren'; de rest stapt daarna over. Voor het keuzerecht 'bedrag ineens' is in eerdere inschattingen uitgegaan van circa 10% van jaarlijks gepensioneerden (~20.000 personen). SZW werkt ook aan pensioenactiepunten: verplichte vermelding op de loonstrook of er een pensioenregeling is en een werkgeversgerichte campagne.
WW-duur en arbeidsaanbod
- Korter of lager robuustere WW leidt volgens CPB tot een lichte stijging van de werkgelegenheid; een verlenging naar 12 maanden met afbouw (90%–80%–70%) wordt op +0,1% werkgelegenheid geraamd. Verder ervaart circa 58% van de werkenden in 2026 een marginale druk boven 49,5%.
Ongelijkheid en loonverschillen
- Het loonkloofcijfer voor 2024 was 10,5% (verschil gemiddeld uurloon mannen–vrouwen). Voor werknemers met ouders buiten Europa lag het uurloon in 2023 gemiddeld 10,2% lager (tweede generatie) en 8,5% lager voor eerste generatie buiten-Europa.
De beantwoording verwijst naar meerdere tabellen en bijlagen in de Miljoenennota en de SZW-begroting voor gedetailleerde ramingen en voortgangsgegevens.