Bijtelling privégebruik auto terecht: rittenadministratie niet goed vastgelegd

donderdag, 9 oktober 2025 (11:36) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een bv met meerdere auto’s (eigendom, lease en in gebruik) vocht bij de rechtbank bezwaar aan tegen bijtelling voor privégebruik van enkele voertuigen en tegen een vergrijpboete. Geschilpunten betroffen vooral de jaren 2013–2019 en betreffen de directeur-grootaandeelhouder (dga) en familieleden. De Belastingdienst had voor twee respectievelijk drie auto’s bijtelling toegepast omdat naar haar oordeel meer dan 500 privékilometers per jaar waren gereden; daarnaast legde zij een boete op wegens (voorwaardelijk) opzet/grove schuld.

De rechtbank oordeelt dat de bv heeft gefaald in haar bewijslast om aan te tonen dat per auto jaarlijks minder dan 500 km privé is gereden. De door de bv aangeleverde rittenadministraties waren grotendeels achteraf gereconstrueerd en in pdf-formaat overgelegd in plaats van de originele digitale (blackbox-)bestanden. Alleen voor één auto (de BMW Cabrio) was er tot 1 november 2018 een blackbox-administratie; voor andere perioden en voertuigen zijn administratie en verklaringen later opgesteld of aangepast. Belangrijke details zoals tijdstippen van ritten ontbraken in de overgelegde dossiers, terwijl die in de originele digitale logs wel zichtbaar zouden zijn geweest.

De rechtbank wijst erop dat een sluitende dagelijkse rittenadministratie cruciaal is, zeker gezien de lage grens van 500 privékilometers per jaar: achteraf opgemaakte overzichten leveren aanzienlijk minder bewijswaarde. Verder constateerde de inspecteur meerdere omissies en inconsistenties, onder meer tussen de dossiers van de bv en agenda-informatie die door derdenonderzoek door de Belastingdienst werd verkregen. Ook werden snelheidsovertredingen vastgesteld op locaties waar volgens de agenda geen aanwezigheid van de bv was aangegeven. De verklaringen van de bv boden hiervoor geen overtuigende weerlegging. Gelet op deze feiten en gebreken wordt de bijtelling wegens privégebruik terecht vastgesteld.

Wat de vergrijpboete betreft (artikel 67f AWR) stelde de rechtbank vast dat de bv zich bewust moet zijn geweest van de aanmerkelijke kans dat onjuiste of onvolledige rittenadministratie zou leiden tot het niet heffen van loonheffing voor privégebruik. De dga gaf zelf aan werkzaamheden als fiscaal jurist te verrichten en leverde input voor de financiële en loonadministratie, waardoor (voorwaardelijk) opzet aannemelijk is. De boete kon daarom terecht worden opgelegd; de rechtbank verlaagt het opgelegde tarief echter van 80% naar 50% van de boetgrondslag. Dat leidt tot een verminderd boetebedrag van 50% van €65.613 = €32.806,50.

Verder vroeg de bv een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn met circa 56 maanden werd overschreden (waardoor theoretisch €5.000 aan vergoeding zou volgen), maar omdat meerdere samenhangende zaken tegelijk zijn behandeld kent de rechtbank één keer het halfjaartarief toe. Omdat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur dateert van 10 februari 2023 — 43 maanden langer dan de basistermijn van zes maanden — moet de inspecteur €3.839 van de totale schadevergoeding uitbetalen; de Staat betaalt het resterende bedrag van €1.161.

Kort samengevat: vanwege onvoldoende en achteraf gewijzigde rittenadministratie, tegenstrijdige gegevens en bevindingen van de Belastingdienst werd de bijtelling wegens privégebruik gehandhaafd; de vergrijpboete werd eveneens bevestigd maar gematigd naar 50% van de grondslag. De zaak illustreert dat elektronische en tijdig bijgehouden rittenadministraties cruciaal zijn om bijtelling en boetes te voorkomen.