Buitenlandse werkgever hoeft onbelaste kostenvergoedingen niet vooraf aan te wijzen
In dit artikel:
Een Nederlandse piloot die in dienst stond van een Ierse luchtvaartmaatschappij via een naar Iers recht opgerichte Ltd en een buitenlands uitzendbureau kreeg van de Ltd vergoedingen uitgekeerd die deels als ‘expenses’ waren bestempeld. De piloot hield die ‘expenses’ buiten zijn aangifte inkomstenbelasting; de Belastingdienst rekende ze tot zijn belastbare loon. Het hof oordeelde dat de door de man ontvangen ‘expenses’ tot een bedrag van €17.000 als gerichte vrijstellingen kwalificeerden, ook al had de (buitenlandse) werkgever ze niet vooraf als zodanig aangewezen, en gaf de piloot gelijk. Tegen die uitspraak ging de staatssecretaris in cassatie.
De Hoge Raad behandelde drie klachten, en gaf een deels andere wending. Belangrijkste punten:
- Wie is de werkgever? De Hoge Raad stelt vast dat voor toepassing van de gerichte vrijstelling moet vaststaan welke arbeidsrelatie als dienstbetrekking moet worden aangemerkt en wie de werkgever is. Het hof had deze vraag onbeantwoord gelaten; dat was onjuist. Deze klacht van de staatssecretaris is gegrond en maakt vernietiging van het hofarrest noodzakelijk.
- Vooraf aanwijzen niet vereist bij buitenlandse werkgevers: In tegenstelling tot de situatie met inhoudingsplichtige (meestal binnenlandse) werkgevers is het redelijkerwijs niet te verwachten dat een buitenlandse werkgever zich conformeert aan het Nederlandse loonbelastingsysteem. Gevolg: voor de inkomstenbelasting is het niet verplicht dat een buitenlandse werkgever vergoedingen vooraf als gerichte vrijstelling aanwijst. Deze klacht van de staatssecretaris faalt.
- Gebruikelijkheidscriterium niet van toepassing: De Hoge Raad oordeelt dat het gebruikelijkheidscriterium uit de Wet op de loonbelasting 1964 niet beoordeeld hoeft te worden bij vergoedingen die onder een gerichte vrijstelling vallen; aanwijzen ervan moet als vanzelfsprekend worden gezien. Ook deze klacht faalt.
Slotconclusie: De Hoge Raad vernietigt het hofarrest en verwijst de zaak naar een ander gerechtshof om eerst vast te stellen wie de werkgever van de piloot was. De uitspraak bevestigt dat werknemers met een buitenlandse, niet-inhoudingsplichtige werkgever in beginsel aanspraak kunnen maken op gerichte vrijstellingen in de inkomensheffing zonder dat de werkgever die vergoedingen vooraf heeft moeten aanwijzen; wie precies als werkgever geldt moet in deze zaak nog worden vastgesteld. Uitspraak Hoge Raad 5 september 2025 (ECLI:NL:HR:2025:1236).