Fietsregeling verduidelijkt in Belastingplan 2026
In dit artikel:
Het Belastingplan 2026 bevat een voorstel om het gebruik van deelfietsen voortaan op nihil te waarderen. Concreet wordt voorgesteld expliciet vast te leggen dat voor hubfietsen, dienstfietsen, ov‑fietsen en andere deelfietsen geen bijtelling geldt in zowel de loonbelasting (artikel 13ter Wet LB) als de inkomstenbelasting (artikel 3.20a Wet IB). Daarmee hoeft over het gebruik van deze door de werkgever of voor de belastingplichtige ter beschikking gestelde deelfietsen geen belasting te worden betaald.
Met de maatregel wil de wetgever de bestaande onduidelijkheid over de belastbaarheid van deelfietsen wegnemen: ook een in arbeidsvoorwaarden opgenomen hubfiets die alleen voor de voorgeschreven route (bijv. station–werkplek) wordt gebruikt, valt niet onder de terbeschikkingstellingsregeling. De voorgestelde tekst verduidelijkt verder dat een bijtelling van nihil geldt voor fietsen die niet of slechts bijkomstig bij het woon‑ of verblijfadres worden gestald — dus ook wanneer een deelfiets incidenteel voor privédoeleinden wordt gebruikt maar niet mee naar huis gaat (bijvoorbeeld een omweg voor een boodschap).
De wijziging is bedoeld om de regeling rechtvaardiger, eenvoudiger, uitvoerbaar en handhaafbaar te maken en zo het gebruik van deelmobiliteit fiscaal helder te regelen. In de praktijk betekent dit minder fiscale lasten en meer duidelijkheid voor werkgevers, werknemers en gebruikers van deel- of hubfietssystemen; fietsen die wél structureel mee naar huis worden genomen blijven buiten deze expliciete uitzondering en kunnen onder de bestaande bijtellingsregels vallen.