Fiscaal terugwerkende kracht bij vrijwillige voortzetting pensioenopbouw
In dit artikel:
Het Centraal Aanpreekpunt Pensioenen beantwoordt in V&A 25-009 of vrijwillige voortzetting van pensioenopbouw fiscaal met terugwerkende kracht mag. In de casus eindigt de dienstbetrekking op 1 december 2025, verandert het pensioenreglement per 1 januari 2026 door de Wet toekomst pensioenen (Wtp) en vraagt de deelnemer op 1 april 2026 om vrijwillige voortzetting. Antwoord: ja — de voortzetting mag fiscaal worden teruggedraaid naar 1 december 2025.
Tot 1 juli 2023 waren in het (intussen vervallen) Verzamelbesluit pensioenen 2018 nadere voorwaarden opgenomen die terugwerkende kracht bij vrijwillige voortzetting expliciet aannamen; deze regels stonden in onderdelen 2.3.1 en 2.3.2. Met de Wtp zijn die delen vervallen en opgenomen in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1964 (UBLB). Hoewel de tekst van de oude voorwaarden niet woordelijk in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, UBLB terugkeert, blijft het uitgangspunt intact: als de termijnen uit de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling worden nageleefd, geldt fiscaal terugwerkende kracht zodat er sprake blijft van directe aansluiting.
Praktisch betekent dit voor de besproken situatie dat de deelnemer over de periode 1 december 2025–1 januari 2026 pensioen opbouwt onder het toen geldende fiscale kader; vanaf 1 januari 2026 geldt het fiscale kader van de Wtp. Daarbij doet het niet ter zake of het vertrek onvrijwillig was met een loongerelateerde uitkering of een andere ontslaggrond — de fiscale terugwerkende werking blijft mogelijk als aan de administratieve termijnen is voldaan.
Kortom: terugwerkende fiscale voortzetting is toegestaan, mits voldaan wordt aan de relevante aanvraagtermijnen en wettelijke voorwaarden.