Fiscale gevolgen niet tijdig pensioenregeling aanpassen aan Wtp - grip op voortgang?
In dit artikel:
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) is op 1 juli 2023 in werking getreden; alle op dat moment bestaande pensioenregelingen moeten uiterlijk in de transitieperiode tot 1 januari 2028 worden omgezet naar regelingen die aan de Wtp voldoen. Fiscaal kan tussen werkgever en werknemer slechts één pensioenregeling bestaan; wordt die niet tijdig aangepast, dan kunnen alle opgebouwde aanspraken uit die regeling “fiscaal onzuiver” worden en ingrijpende financiële gevolgen hebben voor zowel werknemer, werkgever als pensioenuitvoerder.
Naar aanleiding van een NOS-publicatie over mogelijk grote fiscale claims heeft de Belastingdienst samen met het ministerie van SZW het memo “fiscale gevolgen niet tijdig aanpassen pensioenregeling…” gepubliceerd. Dat memo legt uit welke gevolgen dreigen en welke maatregelen mogelijk zijn om die te voorkomen, zodat transitie-inspanningen worden opgevoerd.
Praktisch voorbeeld uit het memo: bij een pensioenaanspraak van €200.000 wordt die waarde op het moment van onzuiver worden als loon uit vroegere dienstbetrekking aangemerkt. Met aannames uit het memo leidt dat tot circa €99.000 aan af te dragen loonheffing en maximaal €40.000 revisierente, samen een fiscale claim van ongeveer €139.000. De pensioenuitvoerder is verantwoordelijk voor inhouding van loonheffing; de werknemer moet de aanspraak in zijn belastingaangifte opnemen en kan de afgedragen loonheffing als voorheffing meenemen. De revisierente is verschuldigd en kan niet uit het pensioenvermogen zelf worden betaald vanwege bescherming onder de Pensioenwet.
Andere belangrijke gevolgen: de werkgevers- en werknemersbijdragen worden gezien als belastbaar loon, wat het nettoloon verlaagt; de waarde van de aanspraak gaat voortaan meetellen in box 3 (vermogen), wat effecten kan hebben op inkomensafhankelijke regelingen en drempelbedragen voor persoonsgebonden aftrekken (zoals giften en zorgkosten). Als de pensioenuitvoerder de uitvoering opzegt, verdwijnt dekking voor nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen, terwijl de werkgever juridisch aansprakelijk kan blijven voor uitkeringen — een financieel risico voor nabestaanden en gewezen werknemers.
De voortgang van de pensioentransitie wordt door een door het kabinet aangestelde regeringscommissaris, Fieke van der Lecq, gemonitord; zij adviseert de minister van SZW en houdt knelpunten in de gaten. Volgens de regering is er daarmee grip op de voortgang en kan er tijdig worden geanticipeerd om grootschalige fiscale en sociale problemen te voorkomen.