Geen bewijs dat deel loon contant is betaald - achterstallig loon betalen

vrijdag, 31 oktober 2025 (08:05) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever niet heeft bewezen dat hij maandelijks €500 contant aan de werknemer heeft betaald. Daardoor moet de werkgever achterstallig loon voldoen over drie uur per week plus de wettelijke verhoging van 50%.

Achtergrond: in een tussenvonnis van 17 juli 2024 was vastgesteld dat de werknemer recht heeft op salaris voor gemiddeld 38 uur per week; op de loonstroken bleek echter slechts betaling voor 35 uur per week. De werkgever stelde dat het verschil maandelijks contant werd uitgekeerd en kreeg de opdracht dit te bewijzen. Uit meerdere getuigenverhoren (op verzoek van de werkgever op 22 oktober 2024 en op verzoek van de werknemer op 23 april 2025) en dossierstukken volgt volgens de rechter dat verklaringen over contante betalingen tegenstrijdig zijn en geen voldoende bewijs opleveren.

Gevonden oordeel en financiële gevolgen: de rechter constateert dat de werknemer voor de periode 23 mei 2018 tot en met 27 november 2022 recht heeft op drie extra uren per week à €10,68 bruto (3 x €10,68 = €32,04 per week). Claims die betrekking hebben op perioden vóór 23 mei 2018 zijn verjaard en komen niet voor betaling in aanmerking. De einddatum is 27 november 2022 — de dag waarop de werknemer volgens de werkgever direct zijn arbeidsovereenkomst beëindigde en die door de werknemer niet concreet is betwist. Over het vastgestelde achterstallige loon moet de werkgever de wettelijke verhoging van 50% betalen; een verzoek tot matiging van die verhoging is afgewezen omdat de werkgever geen overtuigende gronden heeft geleverd.

Klachtplicht en bewijsleer: het beroep van de werkgever dat de werknemer had moeten klagen over ontbrekende betalingen is verworpen. De rechter weegt dat de werknemer in een ondergeschikte positie zat, weinig verdiende en financieel afhankelijk was; bovendien gaat het om de kernverplichting van de werkgever — tijdige en juiste loonbetaling — en niet om een kleinigheid waar een werknemer gemakkelijk over had kunnen klagen. Ook had de werkgever een deugdelijke salarisadministratie moeten voeren; het vermeende nadeel door late klacht komt voor zijn rekening. De rechter benadrukt dat niet-geplaatste uren bovendien niet met tijd-voor-tijd konden worden gecompenseerd omdat het niet om overuren ging.

Claim op periodieke verhogingen (Horeca-cao): de vordering van €3.512 wegens vermeende jaarlijkse periodieken op basis van de Horeca-cao wordt afgewezen. De cao kende zulke periodieke verhogingen pas vanaf 1 januari 2023 en gedurende het dienstverband viel het bruto-inkomen nooit onder het geldende cao-minimum.

Kortom: door het ontbreken van overtuigend bewijs van contante betalingen is de werkgever veroordeeld tot betaling van de openstaande drie uren per week over de jaren 2018–2022 plus 50% wettelijke verhoging.