Geen stilzwijgende verlenging tijdelijk contract - intenties bepalend
In dit artikel:
De kantonrechter oordeelt dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst van 16 augustus 2024 tot en met 15 februari 2025 niet stilzwijgend is verlengd tot 15 augustus 2025, ondanks dat de werknemer op 16 februari 2025 nog één dag heeft gewerkt.
Belangrijkste feiten en overwegingen
- Partijen: een werknemer en zijn werkgever; geschil over voortzetting van een bepaalde-tijdsovereenkomst en over betaling van loon.
- Kernvraag: mocht de werknemer uit gedragingen van de werkgever afleiden dat de overeenkomst stilzwijgend werd voortgezet?
- Juridisch kader: een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan stilzwijgend verlengd worden als de werkgever zijn aanzegverplichting niet nakomt en de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, of als de overeenkomst zonder tegenwerpingen wordt voortgezet. Bij een vermeende stilzwijgende verlenging zijn de intenties van partijen op het moment van voortzetting doorslaggevend.
Waarom geen stilzwijgende verlenging
- In de arbeidsovereenkomst (art. 2.2) was een aanzegverplichting opgenomen; de rechter vindt dat de werkgever daaraan heeft voldaan, waardoor het contract op 15 februari 2025 van rechtswege eindigde.
- Na 16 februari stond de werknemer niet meer ingeroosterd (vanaf 17–28 februari alleen kruisjes op het rooster). De werkgever stuurde op 21 februari 2025 een e-mail met een voorstel voor de eindafrekening, wat aangeeft dat hij uitging van beëindiging.
- De werknemer heeft aanvankelijk niet gevraagd waarom hij niet meer was ingeroosterd en maakte geen verklaringen waaruit bleek dat hij dacht dat zijn contract was voortgezet. Zijn voorstel om te komen werken had betrekking op het wegwerken van min-uren, niet op beschikbaarheid op basis van een verlengd contract.
- Pas op 17 maart 2025 stelde de gemachtigde van de werknemer voor het eerst dat sprake zou zijn van stilzwijgende verlenging; daarvoor hadden partijen niet de indruk gewekt dat de arbeidsovereenkomst was voortgezet. Een latere e-mail van de werkgever (16 mei 2025) die wél van verlenging spreekt, is volgens de rechter een ongelukkige maar onjuiste juridische kwalificatie die niet bindt.
Financiële gevolgen en bewijs van min-uren
- Conclusie: het contract is rechtsgeldig geëindigd op 15 februari 2025. De werknemer heeft recht op loon over 1–16 februari 2025.
- De werkgever stelde min-uren te willen verrekenen, maar leverde geen bewijs (bijv. het genoemde Excel-bestand) over het aantal min-uren. Daardoor kan verrekening niet plaatsvinden.
- De op 16 februari gewerkte uren tellen als reguliere betaalde uren.
- De werknemer verzocht de werkgever te verbieden om €250 breukschade te verrekenen; daartegen heeft de werkgever geen verweer gevoerd, zodat dat verzoek is toegewezen.
- Het toe te wijzen brutoloon bedraagt 16/28 van €1.900 = €1.085,71. Daarnaast is de werkgever verplicht vakantietoeslag (8%) en de wettelijke verhoging wegens te late betaling te voldoen.
Kort gezegd: één extra gewerkte dag en een latere discussie veranderen niets aan het oordeel dat partijen geen voortzetting hebben beoogd; de werkgever moet het verschuldigde loon en toeslagen betalen en kan min-uren of breukschade niet zonder bewijs inhouden.