Herkwalificatie arbeidsrelatie - geen gebruikelijk maar billijk loon vastgesteld

donderdag, 11 september 2025 (11:05) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Het hof moest het loon vaststellen nadat de tussen partijen geldende relatie vanaf 1 april 2018 is herkwalificeerd als een arbeidsovereenkomst en partijen geen loon voor die periode hadden afgesproken. Het hoger beroep richtte zich uitsluitend op de vraag welk uurloon in aanmerking moet worden genomen; de kwalificatie als arbeidsovereenkomst, de arbeidsomvang van 24 uur per week en de duur van het dienstverband (1 mei 2016–1 november 2023) stonden niet ter discussie.

Feiten: de vrouw werkte vanaf 1 april 2018 als lunchmedewerker en factureerde haar uren als eenmanszaak tegen €20 per uur exclusief 21% btw. Voorafgaand aan 1 april 2018 was zij sinds 2015 als opdrachtnemer tegen €15 per uur werkzaam; op voorstel van het bedrijf werd dit op 1 mei 2016 omgezet in een arbeidsovereenkomst met een bruto uurloon van effectief €12,55 (zonder vakantiebijslag en vergoeding vakantiedagen), dat per 24 februari 2017 wegens pensioenpremies naar €13,08 bruto per uur werd verhoogd. Partijen verschillen van mening over wie de voortzetting op factuurbasis initieerde, maar vaststaat dat de vrouw na 1 april 2018 facturen opstelde ten name van haar eenmanszaak.

Beoordeling: het hof leidt uit de facturering en de eerdere gang van zaken dat het tarief van €20 per uur betrekking had op een opdrachtovereenkomst en niet op een loonafspraak binnen een arbeidsovereenkomst. Omdat voor de periode na 1 april 2018 geen loon was overeengekomen, is artikel 7:618 BW van toepassing: in geval van geen gebruikelijk loon moet het hof een billijk loon vaststellen. Het bedrijf stelde dat het gebruikelijke loon het cao-loon was, maar het hof constateerde dat het tussen partijen overeengekomen loon in 2016 juist boven het destijds geldende cao-loon lag. Daarmee is een cao-afgeleid “gebruikelijk” loon niet passend en moet een billijk loon worden bepaald.

Het hof rekent de cao-loonsverhogingen (2017–2023) door op het in 2017 geldende bruto uurloon van €13,08 en komt uit op een billijk bruto uurloon van €14,58 in 2023. Bij een arbeidsomvang van 24 uur per week levert dat een bruto maandsalaris op van €1.516,32. Voor de transitievergoeding moet dit maandsalaris volgens het Besluit worden verhoogd met 8% vakantiebijslag. Uitgaande van een dienstverband van 1 mei 2016 tot 1 november 2023 (7,5 jaar) leidt dat tot een transitievergoeding van €4.094,06 bruto, die aan de vrouw wordt toegekend.

Toelichting: het hof neemt ook mee dat het hogere factuurtarief van €20 vermoedelijk de waarde van werkgeversvoorzieningen en ontslagbescherming (zoals doorbetaling bij ziekte, vakantiedagen en ontslagvergoeding) reflecteerde, maar dat dit tarief niet automatisch het loon binnen een arbeidsovereenkomst vertegenwoordigt.