Inkoop pensioen over bij oud-werkgever zonder pensioenovereenkomst gewerkte periode
In dit artikel:
Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (V&A 25-005) beantwoordt of iemand pensioen kan inkopen voor bij een vorige werkgever gewerkte jaren waarvoor die werkgever geen pensioenregeling had. Juridisch uitgangspunt is dat ongebruikte fiscale premieruimte (de zogenoemde inhaalruimte) onder voorwaarden later benut mag worden, maar die mogelijkheid is beperkt tot dienstjaren waarin pensioenopbouw plaatsvond binnen het fiscale kader van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Dat betekent dat inhaalruimte niet kan worden gebruikt voor dienstjaren die onder het oude fiscale kader vielen (voor 1 juli 2023) of waarvoor overgangsrecht volgens artikel 38q Wet LB is toegepast.
In de concrete casus betreft het jaren vanaf 1 juli 2023 bij een vorige werkgever waar geen pensioenregeling bestond. De conclusie: inkoop van de niet-benutte fiscale premieruimte voor die periode is niet mogelijk. Alleen perioden die door de huidige werkgever als pensioengevende dienstjaren kunnen worden aangemerkt (volgens artikel 18g Wet LB in samenhang met artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965) komen in aanmerking voor inkoop. Jaren bij een vorige werkgever zonder opgebouwde pensioenaanspraak kunnen niet als zodanig worden meegeteld, zodat een waardeoverdracht niet mogelijk is. Ook de regeling voor het inkopen van ontbrekende dienstjaren (artikel 10a, derde lid UBLB) biedt geen uitweg; die geldt uitsluitend voor specifieke gevallen waarin een waardeoverdracht wordt belemmerd, bijvoorbeeld door de status van een directeur-grootaandeelhouder, en niet voor situaties waarin simpelweg geen eerder pensioen is opgebouwd.
Kort: zonder eerdere pensioenopbouw bij de oude werkgever kan de werknemer die periode niet inkopen in de regeling van zijn huidige werkgever.