Interim-salarissen in publieke sector en WNT - antwoorden op vragen
In dit artikel:
Minister Hugo van Weel (BZK) heeft Kamervragen beantwoord over hoge vergoedingen voor ingehuurde interimmers bij de publieke omroep en de toepassing van de Wet normering topinkomens (WNT). Aanleiding is berichtgeving dat zelfstandige interimmers meerdere opdrachten bij publieke instellingen combineren en daardoor in totaal meer verdienen dan wat maatschappelijk gewenst lijkt. Van Weel benadrukt dat de WNT bedoeld is om excessieve beloningen en hoge ontslagvergoedingen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan en dat transparantie over beloning een belangrijk doel is.
De bewindsman wijst erop dat de huidige WNT de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking per afzonderlijk dienstverband limiteert; de wet bevat nu geen regeling die de optelsom van vergoedingen voor zelfstandige interimmers bij meerdere WNT-instellingen maksimeert. Voor leidinggevende topfunctionarissen met een dienstbetrekking geldt wel een anticumulatiebepaling: wie gelijktijdig leidinggevende functies bekleedt bij meerdere WNT-instellingen mag in totaal niet meer ontvangen dan het algemeen bezoldigingsmaximum (of het voor één functie geldende hogere maximum).
De WNT kent voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking een uitzonderingsmogelijkheid: in de eerste twaalf kalendermaanden van een opdracht mag een hoger bedrag worden betaald om snel gekwalificeerde kandidaten te werven en om risico’s van kortdurende opdrachten te compenseren; vanaf maand dertien geldt het algemeen maximum. Van Weel vindt het zorgelijk als topfunctionarissen de grenzen van de wet opzoeken, omdat dat het draagvlak voor publieke instellingen schaadt en zorgvuldig omgaan met publiek geld vereist.
Als vervolg laat de minister onderzoeken of de geschetste praktijk vaker voorkomt. Als dat het geval is, wil hij de WNT aanpassen zodat de anticumulatiebepaling ook interimmers dekt. Of voorgelegde situaties in feite arbeidsovereenkomsten betreffen (mogelijke schijnzelfstandigheid) moet per geval worden beoordeeld aan de hand van wetgeving en jurisprudentie, met toetsing op arbeid, loon en gezag (art. 7:610 BW). De Belastingdienst beoordeelt en handhaaft de kwalificatie voor loonheffingen en kan naheffingen opleggen, maar is geen toezichthouder op de WNT. Mocht achteraf blijken dat een dienstbetrekking bestond terwijl anders gehandeld is, kan de instelling ten onrechte betaalde bezoldiging terugvorderen.