Lager WIA-dagloon als gevolg van onbetaald verlof

dinsdag, 11 november 2025 (08:22) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

UWV heeft terecht het WIA-dagloon van een verzorgende IG vastgesteld op €36,51; de Centrale Raad van Beroep wijst het bezwaar van de vrouw af. De vrouw had tussen februari en mei 2019 WAZO‑uitkering en nam daarna van 1 juni tot 30 november 2019 onbetaald ouderschapsverlof. Zij meldde zich op 30 juni 2020 ziek voor haar werk (9,46 uur per week). UWV gebruikte voor de dagloonberekening de referteperiode 1 juni 2019–31 mei 2020 en nam het loon uit het eerste loonaangiftetijdvak ná het verlof (december 2019) in aanmerking, conform artikel 17 van het Dagloonbesluit.

De vrouw stelde dat dit onrechtvaardig is omdat haar inkomen vóór het verlof hoger was (onder meer door ORT — onregelmatigheidstoeslag) en dat de ORT voor december pas in januari 2020 werd uitbetaald, waardoor decemberloon niet representatief zou zijn. Zij vond dat toepassing van artikel 17 in haar geval leidt tot een onevenredig lage uitkomst en wees ook op het hogere WW‑dagloon dat eerder aan haar was toegekend.

De Raad oordeelt dat UWV de wettelijke regel juist heeft toegepast: indien loon in een aangiftetijdvak is verminderd door verlof, geldt het eerstvolgende tijdvak na afloop van dat verlof als alternatief; wie na verlof minder gaat verdienen, kan daardoor nadeel ondervinden. Het historisch in de referteperiode genoten dagloon is bepalend; inkomen van vóór die periode telt niet mee. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat artikel 17 buiten toepassing wordt gelaten. Bovendien is het hogere WW‑dagloon een individuele fout van UWV die niet verplicht tot herhaling bij de WIA‑vaststelling. Daarom blijft het WIA‑dagloon van €36,51 in stand.

Kort samengevat: de wettelijke regeling om loonverlies wegens onbetaald verlof te voorkomen is hier correct toegepast, ook als dat voor de betrokkene financieel nadelig uitpakt.