Lager WIA-dagloon - geen ORT in periode van onbetaald verlof

woensdag, 12 november 2025 (07:36) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een Duitse zaak leidt tot bevestiging van UWV’s methode voor het bepalen van het WIA-dagloon: het dagloon van de vrouw is terecht op €36,51 vastgesteld op basis van het loon in het eerste loonaangiftetijdvak na haar onbetaalde ouderschapsverlof.

Wie en wanneer: het betreft een verzorgende IG die van 7 feb 2019 tot 30 mei 2019 WAZO‑uitkering had (zwangerschap/ouderschap), daarna van 1 juni tot 30 nov 2019 onbetaald ouderschapsverlof opnam en zich op 30 juni 2020 ziekmeldde voor 9,46 uur per week. UWV weigerde aanvankelijk een WIA‑uitkering (arbeidsongeschiktheid <35%) en kende haar een WW‑dagloon van €45,11 toe. Later informeerde UWV (14 aug 2023) dat bij toekenning van WIA het dagloon €36,51 zou zijn, uitgaande van de referteperiode 1 juni 2019–31 mei 2020.

Waarom de discussie: de vrouw stelde dat UWV bij de berekening rekening had moeten houden met haar gebruikelijke hogere inkomen vóór het verlof. In december 2019 was haar loon lager omdat de onregelmatigheidstoeslag (ORT) toen niet werd uitbetaald (die betaling volgde in januari 2020), waardoor het loon in het na‑verloftijdvak volgens haar niet representatief was en het dagloon onterecht werd gedrukt. Zij voerde aan dat toepassing van artikel 17 van het Dagloonbesluit daardoor onevenredig uitpakte.

Beoordeling door de Centrale Raad van Beroep: de Raad oordeelt dat UWV conform artikel 17, tweede lid, heeft gehandeld: bij perioden van geen of minder loon door verlof wordt als uitgangspunt genomen het loon in het aangiftetijdvak direct na afloop van het verlof wanneer het voorafgaande tijdvak buiten de referteperiode valt. Die regeling is bedoeld om te voorkomen dat het opnemen van onbetaald verlof het dagloon verlaagt; bovendien hoort bij de vaststelling het historisch dagloon binnen de referteperiode te blijven, zonder terug te grijpen naar inkomen van vóór die periode. Dat situaties voorkomen waarin iemand na het verlof minder verdient, is inherent aan de systematiek; dit leidt niet tot strijd met het evenredigheidsbeginsel. Ook het feit dat het eerder toegekende WW‑dagloon hoger was verandert niets: UWV heeft verklaard dat dat WW‑bedrag in dat geval onjuist was vastgesteld en is niet verplicht die fout te herhalen. De ernst van haar medische situatie en de toekenning van een IVA‑uitkering vormen geen reden om van de wettelijke regels af te wijken.

Conclusie: de Centrale Raad bevestigt dat het WIA‑dagloon van €36,51 juist is vastgesteld en wijst het bezwaar van de vrouw af.