Loonvordering afgewezen, echtheid handtekening onder vso betwist
In dit artikel:
De kantonrechter in kort geding heeft een loonvordering van een zieke werknemer afgewezen in een geschil over de echtheid van een vaststellingsovereenkomst (vso). De werknemer trad op 31 juli 2019 in dienst als Chauffeur Personenvervoer en kreeg in 2024 een door de werkgever aangeduide “arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd”. Op 10 april 2025 onderging hij een medische ingreep en meldde zich ziek; hij kon bij de zitting nog geen hersteltermijn opgeven.
Op 28 april 2025 stuurde de werkgever een e-mail met een vso in de bijlage waarin zou staan dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2025 eindigt. De werknemer ontkent de handtekening en eist doorbetaling van loon tot een rechtsgeldige beëindiging. Zijn gemachtigde berichtte dit op 14 mei 2025. Een eind juni 2025 opgesteld rapport van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFI) concludeerde dat het veel waarschijnlijker is (factor 100–10.000) dat de vergeleken handtekeningen door de werknemer zijn gezet.
De werkgever stelt dat de werknemer de vso al in april 2024 heeft ondertekend en beroept zich daarop; bovendien voert hij aan dat toen al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestond maar hij tegelijk een vso liet tekenen omdat de werknemer had aangegeven niet voor altijd in deze functie te willen blijven. De werknemer betwist dit en stelt dat mogelijk sprake is van dwaling of handelen in strijd met goed werkgeverschap.
De kantonrechter oordeelt dat het NFI-rapport niet uitsluit dat een bodemrechter tot verschillende conclusies kan komen, onder meer over de vraag of de werknemer de gevolgen van ondertekening begreep. Voor een afdoende beoordeling is nader onderzoek nodig dat niet in kort geding kan plaatsvinden. Ondanks het spoedeisende belang van de zieke werknemer (geen inkomsten tijdens revalidatie) is de uitkomst van de bodemprocedure te onzeker; daarom worden de gevraagde voorlopige voorzieningen geweigerd.