Meer recht op arbeidskorting voor lage inkomens - wijziging Belastingplan 2026

zondag, 19 oktober 2025 (17:36) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

De nota van wijziging op het Belastingplan 2026 voert een door de Tweede Kamer gewenste aanpassing door van de inkomensgrenzen voor de arbeidskorting, naar aanleiding van een motie van Klaver en Kouwenhoven. Het doel is om per 2026 negatieve inkomenseffecten te herstellen voor deeltijdwerkers die op jaarbasis minder verdienen dan het minimumloon en wier lonen minder zijn gestegen dan de algemene loonontwikkeling.

Concreet wordt de indexatie van de eerste twee knikpunten van de arbeidskorting aangepast zodat deze uitkomen op het niveau dat zou gelden bij indexatie met de volledige tabelcorrectiefactor in 2025 en 2026. Dat leidt tot nieuwe grenzen van € 11.965 (eerste knikpunt) en € 25.845 (tweede knikpunt), wat neerkomt op verlagingen van respectievelijk € 774 en € 1.674 ten opzichte van eerdere plannen. De maatregel kost aanvankelijk circa € 600 miljoen per jaar; door de geleidelijke afbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) lopen de kosten op tot ongeveer € 734 miljoen in 2035 en worden ze structureel.

De dekking van deze budgettaire derving gebeurt door drie aanpassingen: het terugdraaien van een voorgenomen verhoging van de arbeidskorting (besparing van € 185 miljoen), het minder verlagen van het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting (initieel 0,05%-punt minder, opbrengst € 189 miljoen in 2026 en oplopend tot € 311 miljoen in 2035) en een kleinere verhoging van het aangrijpingspunt van het toptarief (€ 711 minder, opbrengst € 236 miljoen in 2026). Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan een motie van Van Hijum en Bikker.

Effecten en afwegingen: deeltijdwerkers met een uurloon rond het minimumloon profiteren het meest — het maximale voordeel bedraagt circa € 450 bij inkomens rond het nieuwe tweede knikpunt (€ 25.845). De maatregel is effectief in het verbeteren van het inkomen voor deze groep, maar minder doelmatig wat betreft arbeidseffecten: door het tweede knikpunt relatief lager te plaatsen neemt de prikkel voor sommige deeltijdwerkers om meer uren te gaan werken af. Verder zijn de inkomenseffecten in mediane termen beperkt zichtbaar omdat de doelgroep een kleine subgroep vormt binnen de werkende bevolking.