Ontslag op staande voet voor werknemer met alcoholverslaving onterecht - herstel contract

vrijdag, 7 november 2025 (07:36) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een machinefabrikant ontsloeg een werknemer op staande voet omdat hij volgens de werkgever onder invloed van alcohol op het werk verscheen. De kantonrechter vond het ontslag terecht, maar het hof oordeelt anders: er was sprake van een alcoholverslaving die als ziekte moet worden aangemerkt, zodat het ontslag onterecht was en de arbeidsovereenkomst wordt hersteld.

Feiten en tijdlijn: de werkgever schakelde al in november 2023 de bedrijfsarts in en betaalde behandeling bij een GZ-psychologe. De eerste verzuimdag was 15 april 2024; de bedrijfsarts stelde in een plan van aanpak (begin juni 2024) dat volledige werkhervatting bij ongestoord herstel naar verwachting 4–6 maanden na die datum zou plaatsvinden. Desondanks waren er adviezen en communicatie over een geleidelijke of versnelde terugkeer. Vanaf augustus 2024 traden meerdere incidenten op (te laat komen, naar alcohol ruiken, slordigere verzorging). Op 9 september 2024 ontving de werkgever een brief van de arbodienst waarin stond dat de werknemer zelf aangaf op korte termijn weer volledig te kunnen werken en dat een afspraak niet nodig was. Op 16 september 2024 volgde het ontslag op staande voet; het hof herstelt de arbeidsovereenkomst per 19 september 2024. Het UWV verklaarde de werknemer arbeidsongeschikt en verstrekt sinds 20 september 2024 een Ziektewetuitkering.

Motivering hof: het hof stelt vast dat er voldoende aanwijzingen waren voor een structureel alcoholprobleem en dat dit als ziekte moet worden beschouwd. Hoewel de werkgever acties had ondernomen en adviezen van de bedrijfsarts volgde, had hij — gezien de feitelijke onduidelijkheden en de herhaalde incidenten — kritischer moeten zijn. Het was op de weg van de werkgever om proactief nader overleg te voeren met de bedrijfsarts en/of GZ-psychologe vóór het nemen van het uiterste middel van ontslag op staande voet. De werkgever mocht niet blind varen op de korte verklaring van de arbodienst nu eerdere inschattingen herstel van meerdere maanden voorspelden. Ook kon niet van de werknemer worden verwacht dat hij openlijk zijn ziekte zou melden, mede vanwege de schaamte en de druk die hij voelde om snel weer volledig aan de slag te gaan.

Alternatieven en gevolgen: het hof wijst erop dat de werkgever andere, minder ingrijpende maatregelen had kunnen nemen, zoals schorsing, en eveneens verantwoordelijk was voor het managen van onrust onder collega’s. Het ontslag was daarom niet gerechtvaardigd; de arbeidsovereenkomst wordt hersteld en de werkgever moet vanaf 19 september 2024 salaris betalen. Omdat de werknemer nog volledig arbeidsongeschikt is, moet eerst naar re-integratiemogelijkheden worden gekeken. De wettelijke verhoging is gematigd tot 15% gelet op het feit dat de werkgever wel pogingen had gedaan om de werknemer tegemoet te komen en niet kwaadwillig handelde.