Overgangstermijn van 1 jaar voor versoberen youngtimerregeling
In dit artikel:
Staatssecretaris Heijnen (Financiën) kondigt aan dat het kabinet via een beleidsbesluit een overgangstermijn toestaat voor de versobering van de youngtimerregeling, zodat bepaalde auto’s ook in 2026 nog onder de oude regeling kunnen vallen. Dit gebeurt vooruitlopend op formele wetgeving en is vrijwillig voor belastingplichtigen; zij hoeven de goedkeuring niet toe te passen.
Wat verandert door het amendement Grinwis/Oosterhuis (Belastingplan 2026): per 1 januari 2026 wordt voor auto’s die jonger zijn dan 16 jaar het privévoordeel belast via een bijtelling van 22% of 25% van de cataloguswaarde (25% geldt voor auto’s met eerste toelating uiterlijk 31-12-2016). Zodra een auto 16 jaar wordt, geldt in 2026 de youngtimerbijtelling van 35% van de waarde in het economische verkeer. Per 1 januari 2027 stijgt de leeftijdsgrens verder naar 25 jaar.
Leden van meerdere fracties in de Eerste Kamer hadden bezwaar gemaakt tegen het ontbreken van een overgangsregeling: zij wezen erop dat eigenaren van auto’s die in de loop van 2025 15 jaar worden te weinig tijd hebben om hun keuze- of verkoopplannen aan te passen. De staatssecretaris stelt dat dit niet de bedoeling van het amendement was — de initiatiefnemers hadden juist een jaar anticipatietijd beoogd — en wil op die grond tegemoetkomen.
Het beleidsbesluit biedt precies die beperkte overgangstermijn: het is alleen van toepassing op auto’s die in 2025 15 jaar (zijn) geworden en die in 2025 al ter beschikking stonden van dezelfde werknemer of IB-ondernemer. Omdat in uitzonderlijke gevallen de berekening op cataloguswaarde voordeliger kan zijn, is de goedkeuring als keuzeregeling ingericht. De overgangsregeling stopt op 1 januari 2027, wanneer de leeftijdsgrens naar 25 jaar gaat.
Praktisch: Heijnen wil het besluit zo snel mogelijk publiceren; het treedt de dag na plaatsing in de Staatscourant in werking, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2026. Uiterlijk 1 januari 2027 wordt de goedkeuring omgezet in wetgeving. Volgens het kabinet heeft deze overgangsregeling geen budgettaire gevolgen en sluit zij aan bij de geest van het aangenomen amendement.