Re-integratie-inspanningen onvoldoende, te laat gestart: loonsanctie terecht
In dit artikel:
In deze zaak stond centraal of het UWV terecht een loonsanctie heeft opgelegd door de loondoorbetalingsperiode met 52 weken te verlengen omdat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen zou hebben geleverd. De werknemer trad 15 augustus 2007 in dienst als salesmanager en meldde zich ziek op 25 februari 2022; hij vroeg op 4 december 2023 een WIA‑uitkering aan. Het geschil ging om de vraag of de werkgever zijn verplichtingen volgens de Wet verbetering Poortwachter en bijbehorende richtlijnen voldoende is nagekomen.
Feiten en tijdlijn: de bedrijfsarts werd pas op 31 mei 2022 ingeschakeld (ruim 13 weken na ziekmelding). De probleemanalyse volgde kort daarna en het plan van aanpak op 9 juni 2022. De eerstejaarsevaluatie vond plaats op 24 januari 2023; op 7 maart 2023 adviseerde een arbeidsdeskundige een expertise en inzet van een professioneel re-integratiebureau omdat werk binnen het eigen bedrijf niet passend bleek. Een concreet spoor‑2‑intaketraject startte echter pas op 31 oktober 2023. Het UWV en de door het UWV geraadpleegde arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen concludeerden dat door deze vertragingen kansen voor re-integratie zijn gemist.
De werkgever voerde verweer dat hij zorgvuldig had gehandeld en verwees naar een ernstig verstoorde arbeidsrelatie en naar het feit dat de werknemer aanvankelijk weigerde naar de bedrijfsarts te gaan. De rechtbank oordeelde dat die weigering de werkgever niet vrijstond van de verplichting tijdig een bedrijfsarts in te schakelen. Door het late starten van de medische beoordeling en het plan van aanpak is het re-integratietraject te laat van de grond gekomen; concrete re-integratieactiviteiten in 2022 ontbraken. Bovendien was het startmoment van het spoor‑2‑traject in strijd met de Werkwijzer Poortwachter, die voorschrijft dat een tweede‑spoortraject uiterlijk binnen zes weken na de eerstejaarsevaluatie moet worden gestart, waardoor afronding binnen de 104 weken niet meer mogelijk werd.
De rechtbank volgde het UWV: de re-integratie-inspanningen waren onvoldoende en de loonsanctie was terecht. Ook vond de rechter dat het traject bij de loopbaanadviseur nog niet was afgerond en de tekortkoming daarmee niet was hersteld, zodat de loonsanctie niet mocht worden verminderd.
Kort: door te late inschakeling van de bedrijfsarts, gebrekkige concrete activiteiten in spoor 1 en vertraagde start van spoor 2 heeft de werkgever volgens het UWV en de rechtbank re-integratiekansen laten liggen; de opgelegde loonsanctie blijft daarom in stand.