Stelselmatige belastingfraude en niet voeren deugdelijke loonadministratie: strafbaar
In dit artikel:
Een handelsbedrijf in groenten en fruit, opgericht op 16 april 2018, is door de rechtbank schuldig bevonden aan stelselmatige belastingfraude en het niet voeren van een deugdelijke administratie. De vennootschap, waarvan verdachte en een medeverdachte aanvankelijk gezamenlijke bestuurders/aandeelhouders waren (verdachte werd enig bestuurder per 8 december 2020; medeverdachte werd enig aandeelhouder per 17 november 2022), wordt verantwoordelijk gehouden voor onjuiste aangiften loonbelasting over de periode juli 2018 tot en met december 2022. De Belastingdienst stelde bij een boekenonderzoek (gestart 2 mei 2022; onderzoeken jaren 2018–2021) vast dat niet alle werkzame personen in de loonadministratie stonden en dat uitgekeerd cashloon vaak niet of onjuist werd vermeld.
De FIOD berekende een fiscaal nadeel van €78.515; de rechtbank trekt daarop de maand juni 2018 af (aangezien de tenlastegelegde periode vanaf juli 2018 loopt) en komt uit op een vastgesteld nadeel van €77.434. Uit verklaringen van medewerkers, de boekhouder en correspondentie komt naar voren dat loonstroken zelden werden verstrekt, contante betalingen niet in kasboeken werden genoteerd en dat betalingen deels per bank en deels contant plaatsvonden — soms omdat medewerkers om voorschotten vroegen die later ‘verrekend’ werden. De boekhouder verklaarde dat de administratie vanaf januari 2019 op advies met kasboeken werd bijgehouden, maar dat de administratie tot 2021 nog aanzienlijk tekortschiet; hij omschreef de boekhouding als rommelig.
De rechtbank leidde opzet af uit meerdere aanwijzingen: eigen toelichtingen van verdachte over contante voorschotten en het niet doorgeven daarvan aan de boekhouder; verklaringen van medewerker 1 en medewerker 2 die bevestigden dat contant loon ontvangen werd en niet op loonstroken stond; en WhatsApp-berichten en andere correspondentie waaruit blijkt dat personeel liever niet volledig op papier wilde staan en dat een deel van het loon ‘op papier’ behoorde te blijven. Medeverdachte bleek actief betrokken bij het noteren van gewerkte uren, het onderhouden van WhatsApp-contacten met personeel en het in ontvangst nemen van contant geld van verdachte om werknemers uit te betalen. Beide verdachten communiceerden regelmatig met de boekhouder en hadden de dagelijkse leiding over het bedrijf.
De praktijk ontwikkelde zich volgens de rechtbank vanaf circa 2020 zo dat sommige werknemers slechts gedeeltelijk in de aangiften verschenen (gedeelte via bank, gedeelte contant) en dat in andere gevallen personeel geheel buiten de loonadministratie werd gehouden. Verdachte gaf volgens de rechtbank bewust onjuiste uren door aan de boekhouder om contante betalingen te verhullen. Daarmee was sprake van opzettelijk handelen met het doel een lagere belastingheffing te bewerkstelligen.
Op grond van deze feiten verklaarde de rechtbank bewezen dat de vennootschap strafbare feiten heeft begaan zoals omschreven in artikelen 68 en 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen: het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften loonbelasting en het opzettelijk niet voeren van een administratie die voldoet aan wettelijke eisen. De rechtbank oordeelde dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze gedragingen en dat zowel verdachte als medeverdachte het opzet hadden om de loonadministratie en aangiften onjuist te laten zijn. De kantonrechter volgt in het dossier met de strafoplegging verder op dit bewezenverklaarde.