Terecht ontslag op staande voet - werknemer na vakantie niet terug naar Nederland

donderdag, 28 augustus 2025 (11:05) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een software‑engineer, sinds 1 maart 2021 in dienst bij een Nederlands bedrijf, is door de kantonrechter terecht op staande voet ontslagen en moet onverschuldigd ontvangen loon terugbetalen. Na zijn zomervakantie in juni 2024 bleef de werknemer in Roemenië om voor zijn zieke moeder te zorgen. Hoewel de werkgever (onder meer door onbetaald verlof toe te staan en bemiddeling te proberen) in eerste instantie tegemoetkwam, eiste hij later dat de werknemer terugkeerde en op kantoor in Utrecht zou werken. De werknemer weigerde en wilde uitsluitend vanuit Roemenië blijven werken. Omdat hij niet naar Nederland wilde komen, sprak de werkgever op 5 februari 2025 een ontslag op staande voet uit.

De werknemer verzocht de rechter het ontslag te vernietigen, wedertewerkstelling en loondoorbetaling af te dwingen en diverse vergoedingen toe te kennen. De kantonrechter wees deze verzoeken af. Volgens de rechter stelde het hardnekkig weigeren van een redelijke opdracht — hier de eis om in Nederland te komen werken — een dringende reden dar ontslag op staande voet rechtvaardigde (art. 7:678 lid 2 sub j BW). De persoonlijke omstandigheden van de werknemer (de zorg voor zijn moeder) werden meegewogen, maar vormden geen beletsel: de werkgever had hem onbetaald verlof verleend, meerdere keren verzocht terug te keren, loonstop aangekondigd en geprobeerd tot een minnelijke beëindiging te komen. De werkgever wachtte bovendien de door hem gestelde termijn af en gaf op 5 februari 2025 direct de dringende reden door, wat de rechter als zorgvuldig en onverwijld beoordeelde.

Financieel oordeelde de rechtbank eveneens in het voordeel van de werkgever. De werkgever had eerder per e‑mail van 27 september 2024 aangekondigd het salaris te stoppen als de werknemer op 1 oktober 2024 niet in Nederland verscheen; toen de werknemer niet kwam, mocht de werkgever dat doorzetten. Tijdens de periode die als onbetaald verlof had moeten gelden, betaalde de werkgever echter ten onrechte nog loon uit (bedrag €7.225,77), omdat de verlofaanvraag te laat was om de salarisbetaling te stoppen. Daarnaast moest de werkgever een belastingcorrectie toepassen omdat de werknemer door het onbetaald verlof niet voldeed aan het minimum fiscaal jaarloon voor de 30%-regeling; daardoor werd te weinig belasting ingehouden en kwam een nabetaling van €5.276,68 aan belastinginhouding aan de orde. De werknemer voerde geen inhoudelijke betwisting aan tegen deze berekening of zijn recht op de 30%-regeling. De kantonrechter gelastte dat de werknemer in totaal €12.502,45 terugbetaalt.

Conclusie en les: het hof bevestigt dat weigering om een redelijke werklocatieopdracht na herhaalde verzoeken te respecteren een dringende reden kan zijn voor ontslag op staande voet. Werknemers die er bewust voor kiezen in het buitenland te blijven werken zonder afspraak lopen het risico op ontslag en moeten rekening houden met terugvordering van betaald loon en fiscale consequenties, zoals verlies van de 30%-regeling.