Uitdiensttreding: zo regel je de eindafrekening goed
In dit artikel:
Bij het beëindigen van een dienstverband (na afloop van een tijdelijk contract, bij ontslag of bij zelf ontslag) moet de werkgever een eindafrekening opstellen die veel meer omvat dan alleen het laatste loon. Het gaat onder meer om uitbetaling van vakantiedagen en -geld, opgebouwde maar niet opgenomen verlofuren, openstaande bonussen, winst‑ of eindejaarsuitkeringen, studiekostenregelingen en eventuele ontslag- of transitievergoedingen.
Niet alle posten mogen op hetzelfde moment verrekend worden: sommige vergoedingen kun je meteen inhouden, andere pas in een later loontijdvak. Daarnaast gelden wettelijke en fiscale grenzen, bijvoorbeeld dat een inhouding voor studiekosten de werknemer nooit onder het netto‑equivalent van het wettelijk minimumloon mag brengen. Voor uitkeringen bij uitdiensttreding kunnen bijzondere loonbelastingtabellen of eindheffingen (zoals RVU‑regels) van toepassing zijn.
Of en hoeveel transitievergoeding verschuldigd is, hangt af van de aard van het contract, de reden van vertrek en eventuele cao‑ of contractuele afspraken. Elke uitdiensttreding is anders: opgebouwde rechten en gemaakte afspraken variëren per medewerker, waardoor maatwerk en zorgvuldige toetsing aan wet‑ en regelgeving nodig zijn.
Praktisch betekent dit dat je als werkgever een overzicht moet maken van alle relevante posten, het arbeidscontract en de cao moet beoordelen, fiscale regels moet toepassen en de salarisadministratie correct moet verwerken. Bij twijfel is het verstandig om HR, loonadministratie of juridisch adviseurs te raadplegen en gemaakte keuzes goed te documenteren om fouten en geschillen te voorkomen.