Uitstel inwerkingtreding bedrag ineens - antwoord op Kamervragen
In dit artikel:
Minister Paul van SZW heeft Kamervragen beantwoord over het uitstellen van de inwerkingtreding van het keuzerecht voor het bedrag ineens naar 1 juli 2026. De regering vindt het noodzakelijk dat (gewezen) deelnemers goed worden begeleid en geïnformeerd over de keuze om pensioen in één keer uit te laten betalen en over de gevolgen van combinaties van keuzen. Pensioenuitvoerders hebben bovendien voldoende tijd nodig om de wet en de bijbehorende informatie- en keuzebegeleiding technisch en organisatorisch in te voeren.
Het keuzerecht werd in het Pensioenakkoord van 2019 vastgelegd en staat sinds 2021 in de wet. Uitvoerders gaven aan na instemming van beide Kamers minimaal zes tot negen maanden nodig te hebben voor implementatie; in de praktijk ontvangen deelnemers ook doorgaans zes tot negen maanden voor hun pensioendatum informatie over keuzemogelijkheden. De haalbaarheid van de nieuwe inwerkingtredingsdatum hangt daarom mede af van een tijdige parlementaire behandeling, waarvoor de regering de Eerste Kamer oproept prioriteit te geven.
Het uitstel heeft ook financiële consequenties voor de rijksbegroting. Een ineens uitgekeerd bedrag kan onder omstandigheden in box 1 tegen een hoger progressief tarief belast worden, wat nu tot extra belasting- en premieopbrengsten leidt doordat pensioeninkomen naar voren wordt gehaald. Als de inwerkingtreding na de transitie wordt uitgesteld, verwacht het kabinet een jaarlijkse budgettaire derving van circa €26 miljoen; bij uitstel tot 1 januari 2029 zou die derving oplopen naar ongeveer €65 miljoen.
Voor ondersteuning van deelnemers werkt het Nibud aan een keuzetool die de effecten van het bedrag ineens op toeslagen en bruto-/netto-inkomen inzichtelijk maakt. Na een subsidieaanvraag medio 2025 wordt uitgegaan van een ontwikkeltijd van 8–9 maanden, zodat de tool rond mei/juni 2026 beschikbaar kan zijn op de Nibud-site. Pensioenuitvoerders worden wettelijk verplicht deelnemers te wijzen op waar zij meer informatie kunnen vinden en mogen naar die tool verwijzen; integratie van de tool in uitvoerderssystemen is echter niet voorzien in de subsidie.
De Nibud-tool is aanvullend: uitvoerders blijven wettelijk verantwoordelijk voor eigen keuzebegeleiding en moeten deelnemers informeren over voorspelbare gevolgen, risico’s en voor- en nadelen. Dit is vooral relevant voor kwetsbare groepen (laag inkomen, laaggeletterdheid, beperkte financiële kennis). Omdat uitvoerders niet over volledige inkomens- en vermogensgegevens beschikken, hoeven zij de financiële effecten niet zelf door te rekenen, maar wel te verwijzen naar mogelijkheden voor dat rekenen (bijvoorbeeld de rekenhulpen van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen). Pensioenuitvoerders mogen adviseren over keuzen binnen de pensioenregeling, mits dat geen Wft-plichtig productadvies wordt.
Tot slot merkt het kabinet op dat na de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel het beschikbare pensioenvermogen meer kan fluctueren met de economie, waardoor het uiteindelijke bedrag ineens kan afwijken van eerdere indicaties. Die onzekerheid weegt volgens de regering niet zwaarder dan de noodzaak om deelnemers niet opnieuw teleur te stellen door verdere vertraging.