Vast arbeidscontract per ongeluk opgezegd, geen recht op billijke vergoeding
In dit artikel:
Een werkgever heeft per abuis een arbeidsovereenkomst beëindigd die in feite al was overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat de werknemer langer dan 36 maanden in dienst was. Toen de fout bekend werd, bood de werkgever direct aan de werknemer terug te laten keren en het salaris over de periode uit te betalen waarin zij door de opzegging niet had gewerkt; hij verontschuldigde zich ook. De kantonrechter oordeelt dat de opzeggingshandeling slordig maar niet ernstig verwijtbaar was, onder meer omdat het ontslag voortkwam uit een bedrijfsbeslissing om tijdelijke contracten niet te verlengen en doordat een gevolmachtigde ervan uitging dat het laatste contract van rechtswege was geëindigd.
De rechter wijst een billijke vergoeding af omdat de werknemer geen overtuigende reden gaf voor het weigeren van het herstelvoorstel en er daardoor geen inkomensschade aannemelijk is. Als de werknemer het aanbod had geaccepteerd, zou er volgens de rechter geen financieel nadeel zijn geweest. Ook speelde mee dat de werkgever onomstreden had verklaard tevreden te zijn over het functioneren van de werknemer en dat de werkgever tijdens de voorbereidingen niet op de 36-maandentermijn was gewezen; had dat anders gelegen, zou het handelen waarschijnlijk eerder zijn rechtgezet.
Verder bestaat discussie over de juiste einddatum van het dienstverband. Met een opzegtermijn van één maand en zonder afwijkende cao-bepaling moet de werkgever conform wettelijke regels tegen het einde van de maand opzeggen. Dat betekent in deze zaak dat de overeenkomst pas per 1 mei 2025 had mogen eindigen en niet op 20 maart 2025. Als gevolg daarvan moet de werkgever een vergoeding voor onregelmatige opzegging betalen (gelijk aan het loon dat de werknemer zou hebben gekregen indien de correcte einddatum was gehanteerd). Ook wordt de transitievergoeding berekend uitgaande van 1 mei 2025 in plaats van 20 maart 2025.
Tot slot oordeelt de kantonrechter dat het in strijd met goed werkgeverschap is dat de werkgever achteraf een negatief verlofsaldo verrekent. Dat tekort aan verlof is volgens de rechter ontstaan door de onregelmatige opzegging; als de arbeidsovereenkomst zou zijn voortgezet, had de werknemer verlof kunnen opbouwen om het saldo aan te vullen.
Kortom: opzegging was een fout van de werkgever die direct werd geprobeerd te herstellen; geen billijke vergoeding vanwege gebrek aan ernstig verwijt en geen aantoonbare inkomensschade, maar wel vergoeding voor onregelmatige opzegging, herberekening van de transitievergoeding en geen verrekening van het negatieve verlofsaldo.