Verdubbeling bijtelling en lange levertijden elektrische auto: schending artikel 1 EP EVRM
In dit artikel:
Een werknemer die in 2019 definitief een elektrische auto bestelde voor zakelijk en privégebruik, krijgt van de rechtbank gelijk in een geschil over de bijtelling in het belastingjaar 2020. De auto werd voor de werknemer geregistreerd en ter beschikking gesteld op 20 mei 2020 (catalogusprijs €40.910, 0 g/km CO2). De werkgever hield in 2020 loonheffingen in op basis van een bijtelling van 8%. De werknemer corrigeerde in zijn belastingaangifte (ingediend 26 maart 2021) deze bijtelling naar 4%, zoals voor nulemissieauto’s gold vóór de aankondiging van de verdubbeling medio 2019, en voegde een toelichting toe dat hij door de bestelling feitelijk vastzat (annulering zou duizenden euro’s kosten). De inspecteur nam die correctie niet over en legde de aanslag op 29 september 2023 vast op een hoger belastbaar inkomen.
De rechtbank bekeek of dit handelen in strijd was met het eigendomsrecht (artikel 1 Protocoll 1 EVRM) en met het rechtsbeginsel van redelijke gerechtvaardigde verwachtingen. De fiscus had aangevoerd dat voor de fiscale bijtelling de datum van eerste toelating bepalend is, dat commerciële risico’s bij de belastingplichtige liggen en dat de wetgever geen overgangsregeling verplicht was; ook verwees de fiscus naar eerdere rechtspraak en de ruime beleidsvrijheid van de wetgever.
De rechtbank oordeelt anders: voor de specifieke groep belastingplichtigen die op het moment van de aankondiging al redelijkerwijs onomkeerbare financiële verplichtingen waren aangegaan, was er geen ‘fair balance’. Het ineens aantasten van hun gerechtvaardigde verwachtingen zonder specifieke en dwingende redenen schendt artikel 1 EP EVRM. Voor die groep – en dus voor deze werknemer – moet bij de aanslag worden uitgegaan van het lagere bijtellingspercentage dat gold vóór de aankondiging (4%). Daarmee is de inspecteur tekortgeschoten door de correctie niet mee te nemen.
Kort samengevat: wie vóór de aankondiging onomkeerbare verplichtingen was aangegaan bij de aanschaf van een elektrische auto kan in vergelijkbare gevallen aanspraak maken op het lagere bijtellingstarief; de zaak benadrukt dat de timing van beleidswijzigingen bij overgangsbelangen bescherming kan vereisen.