Werken vanuit Ecuador is arbeidsvoorwaarde, werkregeling niet zomaar te wijzigen

maandag, 22 december 2025 (07:51) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een werknemer die sinds 2018 in dienst is van een Nederlandse werkgever en formeel als standplaats Zwolle heeft, mag zijn werkzaamheden grotendeels vanuit Ecuador blijven uitvoeren. Dat besliste de kantonrechter nadat de werkgever probeerde de afgesproken werkregeling eenzijdig terug te draaien.

Achtergrond: in 2019 vroeg de werknemer, vanwege de gezondheidssituatie van zijn echtgenote en eerdere woonervaringen in Ecuador, toestemming om (deels) op afstand te werken vanuit dat land. HR bevestigde op 26 maart 2020 schriftelijk een tijdelijk regime (aanvang bij vertrek in juni 2020, met terugkeerpatronen voor dat eerste jaar). De werknemer vertrok eind juni 2020; door corona verbleef hij lange tijd in Ecuador en kwam pas oktober 2021 voor het eerst weer naar Nederland. Vanaf 2022 werkte hij vooral vanuit Ecuador.

Ontwikkeling: de werkgever voerde in april 2023 een algemeen workation‑beleid in voor kortdurend werken vanuit het buitenland. In december 2024 maakte de werkgever bekend niet verder te willen meewerken aan de verblijfsregeling in Ecuador en stelde in mei 2025 een overgangsregeling voor waarmee de werknemer uiterlijk (oorspronkelijk) februari 2027, later vervroegd tot augustus 2025, aan het nieuwe beleid moest voldoen. Partijen bereikten geen overeenstemming, waarna de werknemer de rechter inschakelde.

Rechtsgrond en oordeel: de kantonrechter oordeelt dat het langdurig werken vanuit Ecuador voor deze werknemer is gefixeerd als een arbeidsvoorwaarde. Daardoor kan de werkgever die niet eenzijdig wijzigen op grond van zijn instructierecht (art. 7:660 BW). De rechter vindt dat de werkgever als goed werkgever maatwerk had moeten leveren en de belangensituatie van de werknemer had moeten meewegen — juist omdat die belangen de reden waren om afstandswerken toe te staan en sindsdien niet wezenlijk zijn veranderd. Ook is niet gebleken van zwaarderwegende belangen aan werkgeverszijde die een wijziging rechtvaardigen. De rechter verplichtte de werkgever tot continuering van de bestaande internationale werkregeling zoals tot nu toe is toegepast.

Kortom: structureel werken vanuit het buitenland kan door consistent nakomen en handelen door partijen uitgroeien tot een beschermde arbeidsvoorwaarde; werkgevers kunnen die dan niet zonder meer terugdraaien.