Werkgever mocht niet nogmaals loon verlagen - recht op achterstallig loon

vrijdag, 24 oktober 2025 (08:22) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een werknemer vorderde achterstallig loon nadat zijn werkgever herhaaldelijk het salaris had verlaagd en betalingen had opgeschort omdat de werknemer weigerde bedrijfseigendommen terug te geven. De werknemer stelde dat de werkgever niet opnieuw het loon mocht verlagen op basis van een addendum bij de arbeidsovereenkomst en dat opschorting onterecht was omdat hij de bedrijfsauto na ziekmelding nog twee maanden mocht gebruiken volgens het autoreglement.

De kantonrechter gaf de werknemer grotendeels gelijk. Belangrijkste overwegingen:
- Het addendum bevatte een aanpassingsregeling voor het basissalaris bij het niet behalen van targets, maar die uitleg rechtvaardigt volgens de rechter geen voortdurende, herhaalde verlagingen. De regeling zag op een eenmalige aanpassing en maakte niet het verlaagde loon tot nieuw permanent basissalaris. De gevorderde terugbetaling van €1.500 aan onterecht ingehouden loon is daarom toegewezen.
- Ten aanzien van de autoproblematiek oordeelde de rechter dat de werkgever niet redelijkerwijs kon verwachten dat de werknemer de auto direct na ziekmelding (14 april 2025) zou inleveren; het autoreglement gaf recht op maximaal twee maanden gebruik na ziekmelding. Hoewel artikel 12 van de arbeidsovereenkomst een kortere termijn van vier weken noemt, leidt de onduidelijkheid tussen dat artikel en het autoreglement in het voordeel van de werknemer. Opschorting van loon vanwege het niet inleveren van laptop en telefoon zou hooguit gerechtvaardigd zijn, maar dat was onvoldoende om loon geheel op te schorten.
- Omdat de inhoudingen en opschortingen onterecht waren, moet de werkgever wettelijke verhoging en wettelijke rente over die bedragen betalen. De rechter rekende rente en startdatums voor de diverse bedragen uit (o.a. rente vanaf 1 mei 2025 voor eerder ingehouden bedragen en vanaf 1 juni 2025 voor inhoudingen over mei 2025).
- De wettelijke verhoging is gematigd tot 25% vanwege de omstandigheden: de verhoging moet aansporen tot tijdige betaling, maar die prikkel was in deze zaak minder relevant.

De werkgever is in het ongelijk gesteld en moet proceskosten van €916,04 vergoeden. De rechter oordeelde dat de werkgever vooral uit onwetendheid handelde, zodat veroordeling in de werkelijke proceskosten niet op zijn plaats was.