Werknemer ontbindt vso - transitievergoeding lager dan beëindigingsvergoeding

woensdag, 20 augustus 2025 (09:05) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een werknemer van de gemeente Rotterdam heeft geprobeerd de afgesproken beëindigingsregeling te verhogen en schoot zichzelf daarmee in de voet: de kantonrechter oordeelde dat zijn verzoek de eerder gesloten vaststellingsovereenkomst (vso) heeft ontbonden. In de vso was een beëindigingsvergoeding van €15.000 afgesproken; na ontbinding kreeg de werknemer uiteindelijk een wettelijke transitievergoeding van €7.244,77 bruto.

Feiten en verloop
De werknemer was sinds 7 september 2020 in dienst bij de gemeente. De gemeente wilde de arbeidsovereenkomst verbreken; tijdens de zitting sloten partijen een vaststellingsovereenkomst. De rechter wees de werknemer erop dat hij die overeenkomst binnen veertien dagen zonder opgave van redenen kon ontbinden (artikel 7:670b lid 2 BW). Op 1 juli 2025 stuurde de werknemer een bericht waarin hij stelde dat er sprake was van verwijtbaar handelen door de werkgever en hij alleen bereid was af te zien van verdere procedures als de beëindigingsvergoeding werd verhoogd naar €27.500. De gemeente zag dit als een ontbindingsverklaring: de werknemer accepteerde de vso niet meer en wilde de zaak heropenen.

Grond voor ontbinding en arbeidsverhouding
De gemeente voerde aan dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam was verstoord (art. 7:669 lid 3 onder g BW). De kantonrechter achtte die grond aanwezig. Volgens de rechter waren de gedragingen en schriftelijke uitingen van de werknemer in strijd met zijn eigen stelling dat hij aan het vertrouwen wilde werken: hij klaagde herhaaldelijk over collega’s en leidinggevenden, nam beslissingen over verlof zonder overleg en kwam naar kantoor terwijl hij geschorst was. Dat gedrag maakte herplaatsing onwaarschijnlijk; een eerder gestart herplaatsingstraject was ook niet succesvol.

Ziekte, opzegverbod en einde dienstverband
De bedrijfsarts verklaarde dat de werknemer vanaf eind januari 2025 zijn volledige uren beschikbaar was; de werknemer erkende dit en voerde geen opzegverbod aan. De kantonrechter volgde dat er geen belemmering bestond voor ontbinding en bepaalde het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 september 2025, rekening houdend met opzegtermijn en procedureduur.

Transitievergoeding en loonbasis
De werknemer behoudt recht op de wettelijke transitievergoeding omdat niet is vastgesteld dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Partijen spraken af het loon te bepalen volgens cao-schaal 8 trede 8; op basis van de daarvoor geldende tabel (€4.037) en de arbeidsduur berekende de rechter de transitievergoeding op €7.244,77 bruto, te betalen door de gemeente.

Kernboodschap
Door zijn verzoek om extra vergoeding heeft de werknemer de vso in feite opgeheven, waarna de rechter ontbinding op de grond van een verstoorde arbeidsverhouding toelaatbaar vond. Het resultaat: in plaats van de afgesproken €15.000 uit de vso ontvangt hij de lagere wettelijke transitievergoeding van €7.244,77.