Werknemer stemde niet in met proeftijdbeding - werkgever moet loon doorbetalen

dinsdag, 26 augustus 2025 (09:51) - Salaris Vanmorgen

In dit artikel:

Een kantonrechter heeft geoordeeld dat de opzegging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was omdat er geen schriftelijk overeengekomen proeftijd bestond. De kernzaak draaide om de vraag of de werkgever tijdens een (vermeende) proeftijd de arbeidsovereenkomst mocht beëindigen en of de werknemer recht heeft op doorbetaling van loon.

Feiten en procedure
- De werknemer en werkgever ruzieden over een proeftijdbeding; de werknemer had de arbeidsovereenkomst niet ondertekend en er is geen sluitend bewijs van schriftelijke of ondubbelzinnige mondelinge afspraak over een proeftijd.
- In een e-mail van de werknemer van 7 april 2025 stond een onduidelijke instemming; de rechter vond daarin geen onvoorwaardelijke aanvaarding van een proeftijd.
- De werkgever stelde dat de arbeidsovereenkomst per 8 april 2025 was geëindigd óf dat de werknemer vrijwillig had ingestemd met beëindiging. De kantonrechter verwierp deze stellingen.

Juridische overwegingen
- De rechter verwees naar relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek: opzegging zonder schriftelijke instemming is in veel gevallen niet rechtsgeldig (art. 7:671 e.v.), en een proeftijd moet schriftelijk zijn vastgelegd (art. 7:652 lid 2).
- Als bewijsdrempel voor een proeftijd geldt minimaal een handtekening onder de arbeidsovereenkomst of een document dat onmiskenbaar naar een vaste proeftijd verwijst; bij mondelinge overeenstemming volstaat een eenzijdige schriftelijke bevestiging.

Uitkomst en gevolgen
- Omdat geen proeftijdbeding is komen vast te staan, verklaarde de kantonrechter de opzegging nietig en oordeelde dat de arbeidsovereenkomst vanaf 8 april 2025 is blijven voortduren. De werkgever is verplicht loon door te betalen.
- Voor de ziektemelding geldt dat de werknemer recht heeft op 70% loon over de eerste ziekteperiode van vijf weken en daarna op 100% loon, inclusief vanaf 17 juni 2025, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze eindigt.
- De werknemer mocht haar werkverplichtingen opschorten omdat de werkgever niet betaalde ondanks sommatie van 2 mei 2025; die opschorting is toerekenbaar aan de werkgever.
- De rechter kende ook een verhoging wegens te late betaling toe, begrensd op 25% (art. 7:625 BW).

Context/belang
De uitspraak benadrukt dat werkgevers zorgvuldig moeten vastleggen dat er een proeftijd geldt en werknemers beschermt worden tegen onverwachte ontslagen. Ook bevestigt de zaak dat lopende loonverplichtingen blijven bestaan bij een ongeldig ontslag en dat werknemers in zo’n situatie soms mogen weigeren te werken totdat loon wordt uitbetaald.