Wet Meer zekerheid flexwerkers: ketenregeling, bandbreedtecontract en uitzendwerk
In dit artikel:
Minister Paul van SZW licht onderdelen van het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers toe, dat deel uitmaakt van een breder arbeidsmarktpakket met als doel werknemers meer inkomens- en roosterzekerheid te geven zonder werkgevers volledig de bewegingsvrijheid te ontnemen. De voorstellen zijn bewust gescheiden ingediend vanwege uiteenlopende uitvoeringsvragen en verschillende doorlooptijden; de regering houdt expliciet rekening met extra lasten voor werkgevers.
Belangrijkste maatregelen
- Premiedifferentiatie AWf: De bestaande 5 procentpunt verschil tussen lage en hoge premie blijft gehandhaafd. Die band is gebaseerd op hoger WW-instroomrisico bij flexibele contracten; effect op keuze voor vaste contracten wordt meegenomen in de Wab-evaluatie begin 2026.
- Oproepcontracten: Deze worden verboden. In plaats daarvan komt het bandbreedtecontract: altijd een minimale arbeidsomvang groter dan nul, met een maximum van 130% van die minimumomvang. Werknemers krijgen vooraf duidelijkheid over hun roosterbare uren; oproepen boven de maximale omvang mogen worden geweigerd.
- Inroosteren en flexibiliteitsruimte: Werkgevers mogen alleen binnen vastgestelde referentie-uren inroosteren; extra uren alleen met instemming of contractuele afspraak. Overschrijding van een 30%-flexibiliteitsmarge leidt tot toepassing van de hoge AWf-premie. Na 12 maanden moet een aanbod voor een vaste arbeidsomvang worden gedaan. Bij te late annulering of wijziging van diensten blijft de werkgever loon verschuldigd en tellen die uren mee in de bandbreedte.
- Uitzonderingen voor scholieren/studenten/minderjarigen: Oproepwerk blijft toegestaan als zij gemiddeld minder dan 16 uur per week werken, zodat bijbanen flexibiliteit behouden.
- Jaarurenscontracten: Blijven bestaan maar worden aangescherpt: als de arbeidsomvang langer dan een maand geldt per kwartaal verplicht vastleggen van roosterzekerheid en niet-beschikbaarheid.
Ketenregeling en uitzendwerk
- Ketenregeling: De tussenpoos wordt verlengd van zes maanden naar vijf jaar om het gebruik van draaideurconstructies, met name bij uitzendkrachten, tegen te gaan. Administratieve vervaltermijn wordt op 60 maanden gesteld, aansluitend bij fiscale bewaartermijnen. Werkgevers moeten monitoren of werknemers binnen die periode terugkeren op tijdelijke basis.
- Uitzendarbeid: Uitzonderingen blijven mogelijk, maar nulurencontracten voor uitzendkrachten in fase A worden verboden; uitsluiting van loondoorbetaling bij ziekte blijft niet toegestaan. Uitzendkrachten krijgen recht op minimaal gelijke essentiƫle arbeidsvoorwaarden als vaste medewerkers bij de inlener (loon, vergoedingen, werk- en rusttijden); de inlener moet deze informatie aan het uitzendbureau verstrekken. De duur van uitzendfasen wordt ingekort, waardoor de maximale onzekerheid voor uitzendkrachten daalt van circa 5,5 jaar naar ongeveer 3 jaar. Wachtdagen bij ziekte tellen als essentieel arbeidsvoorwaarde; voor sociale ontwikkelbedrijven zijn specifieke uitzonderingen via AMvB mogelijk.
Planning
- Voor UWV en Belastingdienst geldt 1 januari 2027 als leidende datum voor de uitvoering, mits het wetsvoorstel tijdig wordt aangenomen en uiterlijk april 2026 wordt gepubliceerd.
Opmerkelijk: na inwerkingtreding mogen contracten niet zonder arbeidsomvang worden afgesloten; ontbreekt deze, dan geldt minimaal drie uur per week. De maatregelen zoeken een balans tussen meer zekerheid voor flexwerkers en praktische uitvoerbaarheid voor werkgevers.