Zieke werknemers bouwen ook vakantie-uren op bij slapend dienstverband
In dit artikel:
Een werknemer die sinds 19 april 2019 door ziekte geen arbeid meer verrichtte (een zogeheten slapend dienstverband) krijgt van de kantonrechter meerdere betalingen toegewezen omdat de werkgever volgens de rechter tekort is geschoten. De zaak bouwt voort op de zogenoemde Xella-uitspraak van de Hoge Raad en op EU-recht over vakantieopbouw bij zieke werknemers.
Transitievergoeding: de kantonrechter volgt de Xella-leer dat een werkgever behoort in te stemmen met beëindiging met wederzijds goedvinden en toekenning van een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding wanneer aan de wettelijke vereisten is voldaan. Daarbij mag de berekeningsduur fictief worden bekort: de vergoeding hoeft niet hoger te zijn dan de transitievergoeding die verschuldigd zou zijn als de arbeidsovereenkomst zou eindigen de dag nadat de werkgever deze wegens arbeidsongeschiktheid had kunnen beëindigen. Omdat het UWV de loondoorbetaling na twee jaar verlengde tot 1 maart 2024 en de werknemer vanaf die datum een IVA-uitkering ontvangt, wees de rechter de transitievergoeding toe over de diensttijd van 6 november 1995 tot 1 maart 2024 (28 jaar, 3 maanden en 24 dagen). Dat komt neer op €37.591,91 bruto, te betalen door de werkgever.
Vakantiedagen en EU-recht: de werkgever had specificaties over niet-genoten vakantie-uren ingediend, maar trok 32 uur af zonder aannemelijk te maken dat daarover een afspraak bestond; die uren moeten daarom aan de werknemer worden uitbetaald. Belangrijker is de rechtsvraag of de werknemer na 1 maart 2024 nog vakantie-uren heeft opgebouwd. Nederlandse wet (artikel 7:634 BW) koppelt opbouw aan perioden waarin loon wordt genoten, maar Hof van Justitie en EU-richtlijn 2003/88/EG verzetten zich daartegen voor zieke werknemers. De kantonrechter volgt die EU-uitgangspunten: zieke werknemers bouwen tijdens de volledige ziekteperiode vakantie-uren op, niet alleen tijdens de eerste twee ziektejaren of enkel zolang loon wordt doorbetaald. Op basis daarvan moet de werkgever aan de werknemer €13.149,74 bruto betalen voor 545 opgebouwde maar niet-genoten vakantie-uren, berekend tot 1 juli 2025.
Einddatum dienstverband: de kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst per 12 augustus 2025.
Kort samengevat: de werknemer krijgt zowel de wettelijke transitievergoeding (tot 1 maart 2024) als betaling voor onbetaalde vakantiedagen toegekend, mede omdat EU-recht vereist dat vakantieopbouw tijdens ziekte volledig doorgaat.